Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mijn heer stelle toch zijn hart niet aan dezen Belialsman, aan Nabal; want gelijk zijn naam is, alzo is hij; zijn naam is [38]Nabal, en dwaasheid is bij hem; en ik, uw dienstmaagd, heb de jongelingen [39]van mijn heer niet gezien, die gij gezonden hebt. 38. Dat is, dwaas, zot, een wien de wijsheid en vroomheid ontvallen is. 39. Dat is, uwe.